Omgaan met (faal-) angst

Angst (Bang) is net zoals Blij, Bedroefd, Boos een basisemotie. Ieder mens heeft angst nodig, want die waarschuwt ons bijvoorbeeld voor gevaar en zorgt ervoor dat we hierop snel en goed kunnen reageren. Het behoedt ons ook voor het nemen van (te grote) risico’s.
Maar angst kan ook tegen je werken. Bijvoorbeeld als de angst zó groot wordt dat je geen enkel risico meer durft te nemen.

Is uw kind bang in situaties (deze situaties kunnen zeer verscheiden zijn, van maken van een toets op school tot het kennismaken in een vreemde groep) als het moet ‘presteren’? Is uw kind erg gespannen bij nieuwe taken of opdrachten? Moet uw kind wel erg vaak naar de wc als hij/zij moet gaan zwemmen? Is uw kind erg bang om fouten te maken? Zondert uw kind zich erg af? Stottert uw kind in bepaalde situaties?
Dan is het is mogelijk dat uw kind last heeft van faalangst.

KindOpWeg kan u en uw kind hierbij helpen in de Sterk-Op-Weg-cursus. Deze cursus kan al worden aangeboden vanaf € 200,00 (inclusief voorbereidingstijd, verslaglegging en oefenmateriaal). De Sterk-Op-Weg-cursus bestaat uit:

  • intakegesprek (1 uur)
  • afname vragenlijst (30 minuten)
  • bijeenkomsten met uw kind om verschillende oefeningen te doen (6 uur)
  • evaluatie gesprek (30 minuten)

Van alle gesprekken en begeleidingsmomenten wordt een schriftelijk verslag gemaakt.
Uw kind krijgt verschillende materialen die het oefenen ondersteunen.
Dit aanbiedingstraject is natuurlijk uit te breiden met meer begeleidingsuren of gesprekken.

Heeft u vragen, opmerkingen, wilt u meer informatie of wilt u een afspraak maken? U kunt dan gerust even bellen of mailen.
Meer informatie kunt u ook vinden op in het informatieformulier: Angsten bij kinderen: faalangst. Hieronder kunt u dit formulier downloaden.

Faalangst

Faalangst hangt samen met het leveren van prestaties (in allerlei voorkomende situaties).
Faalangst is een bang zijn, NIET voor het DOEN van iets, maar voor de KANS op FALEN. Het kind richt zich geheel op de mislukking die volgens haar/hem komen gaat. Het kind wordt zo door deze gedachte opgeslokt dat het alleen nog maar aan mislukken kan denken.
Een kind kan bijvoorbeeld denken:

  • ik kan het toch niet
  • ze lachen me vast allemaal uit
  • ik ga vast blozen
  • ik kom vast niet uit mijn woorden

Door deze negatieve gedachten kan het kind bijvoorbeeld helemaal verstarren, wegvluchten, gaan transpireren, buik- of maagpijn krijgen of juist overbeweeglijk zijn. Hierdoor wordt de kans op falen weer vergroot, zodat het kind in een negatieve spiraal terecht komt. Het wordt immers bevestigd in zijn/haar denken.